Broodje Koosburger is mijn eerste boek en in 2009 verschenen. Wilbert van der Steen heeft de illustraties gemaakt.
Maartje, de tweeling Guus en Wouter en hun zus Nina moeten verhuizen naar Koosburg. Ze zweren dat ze het daar nooit leuk zullen vinden en geen vrienden zullen maken.
Maar als ze zijn verhuisd, went Maartje toch en krijgt ze ook vrienden.
Dat vinden haar broers en zus drie keer niks. Ze halen allerlei streken uit om te zorgen dat de ‘Koosburgers’ geen vrienden meer met Maartje willen zijn. Dat lukt, maar ook weer niet, want natuurlijk neemt Maartje wraak… en hoe!
Als er een drakerige overblijfjuf op school komt, mevrouw Zoggers, vinden ze er helemaal niets meer aan in Koosburg.
Bij de geheimzinnige tekening op de voorkant van het boek, hoort dit fragment:
Toen ik uitge-ieeeeed, de rest uitge-ssssst en de spin verdwenen was, prikten we in onze wijsvinger met een speld. Vond ik weer eng, maar Nina ook, dus nu vond ze me geen aanstelster. Het deed heel even pijn en toen blupte er een mooie, ronde, zwarte druppel bloed uit mijn vinger. Het bloed was niet echt zwart natuurlijk, dat leek zo in het kaarslicht. We hielden onze wijsvingers bij elkaar en toen de bloeddruppels elkaar raakten, hebben we drie dingen gezworen.
1 Nooit, maar dan ook echt nooit, gaan we vrienden maken in Koosburg.
2 Altijd, maar dan ook echt altijd, spelen we alleen maar samen.
3 Nooit, maar dan ook echt nooit, gaan we Koosburg leuk vinden.
En over die vreselijke overblijfjuf, kun je hier onder al iets lezen:
Iedereen lijkt opeens bevroren. Niemand beweegt of roept. Net een film die op pauze is gezet. Guus voelt zijn mond openzakken als hij naar mevrouw Zoggers kijkt. Ze wrijft over haar voorhoofd. Een rode plek, daar plofte de bal tegenaan. Haar wangen kleuren paars, haar lippen zijn samengeperst tot een smalle streep. Dan zet ze als een giraf haar benen wijd uit elkaar en bukt om de bal te pakken. Haar gezicht lijkt elk moment te kunnen ontploffen als ze weer overeind komt.
‘Wie deed dat?’ buldert ze over het plein.
Iedereen zwijgt.
‘Lafaards!’ snauwt mevrouw Zoggers, ‘daar weet ik wel iets op. Van wie is die bal?’ Guus ziet de aarzelende vinger van Thijme, een jongen uit zijn klas, omhoog gaan.
‘Ga een schaar halen,’ commandeert mevrouw Zoggers. Als Thijme terug komt, grist ze de schaar uit zijn handen en stoot de punten hard in de bal. ‘Zo, dat is geregeld,’ zegt ze venijnig. ‘Voetbalverbod.’ Ze smijt de lekke bal op de grond, keert zich om en loopt de school in.
Komt het nog goed en zullen Maartje, Guus, Wouter en Nina toch in Koosburg wennen? En hoe loopt het af met overblijfjuf Zoggers? Lees het in Broodje Koosburger, april 2009, The House of Books, isbn 978 90 443 2291 0
Dit is over Broodje Koosburger geschreven:
NBD|Biblion
Maartje, de tweeling Guus en Wouter en hun zus Nina verhuizen naar Koosburg. Ze besluiten van tevoren dat ze het er nooit leuk zullen vinden en geen vrienden zullen maken. Maar dan krijgt Maartje al snel een beste vriendin, Isabel. Dat vinden de andere drie gemeen en ze verzinnen allemaal nare dingen, waardoor de klas van Maartje een hekel aan Maartje zou moeten krijgen. Het loopt bijna uit de hand. Om het nog erger te maken, krijgen ze een verschrikkelijk strenge overblijfmevrouw. Zal het ooit nog fijn worden om in Koosburg te wonen? Eerste boek van deze auteur. Een origineel verhaal, vol humor, fantasie en spanning. De illustrator is erin geslaagd om op zijn karakteristieke manier het verhaal te illustreren met kleine zwart-wittekeningen die goed aansluiten bij de sfeer en de gebeurtenissen. Een levendig geheel met veel herkenningsmomenten voor basisschoolleerlingen. Grote spanningsboog, goede karakterontwikkeling van de hoofdpersonen. Klein lettertype. Vanaf ca. 9 jaar. – J.W. van Meerten-Hakvoort (NBD/Biblion)
Leestafel
Het zijn altijd de volwassenen die beslissen dat er verhuisd gaat worden, zonder dat de kinderen iets mogen zeggen! De tweeling Wouter en Guus, en hun zussen Nina en Maartje moeten ook gewoon mee naar een nieuwe stad, die Koosburg heet. Met die naam kunnen ze allerlei grapjes maken, maar dat maakt de verhuizing niet leuker. Als hun ouders ook nog beweren dat ze het er vast hartstikke leuk gaan vinden, vormen ze een
club, de AaZetCee, (Anti-Zandstraat-Club) en zweren heel echt, met bloed en bij kaarslicht, dat ze nooit vrienden gaan maken in Koosburg; dat ze altijd alleen maar samen zullen spelen, en dat ze Koosburg nooit leuk gaan vinden…
Zusje, bijna acht, vindt het echter allemaal reuze spannend. Natuurlijk vond ze het niet leuk dat ze haar vriendin achter moest laten, maar ze is nieuwsgierig: hoe zal de nieuwe school zijn? Met wie zal ze in de klas
zitten? De tweeling en Nina zien hoe ze al snel met haar klasgenootjes over het schoolplein rent, en ze zijn boos! Ze hebben toch gezworen! Maar Zusje schreeuwt:
‘Sukkels zijn jullie, alledrie. Ik mag zelf weten met wie ik speel, dat zweren was stom! Toen wist ik nog niet hoe het hier was. Het is hier leuk. En de kinderen hier zijn aardig, veel aardiger dan jullie! En ik heet geen Zus, ik heet gewoon Maartje!’
Nina, bijna twaalf, wil haar zusje een lesje leren, en de jongens doen mee, al vindt Guus dat de andere twee wel ver gaan: de tandenborstel van Maartje in de verf dopen, zodat ze de hele dag voor gek loopt! Het plan werkt averechts: de kinderen op school vinden het een reuze grap van Maartje, en ze is meteen populair. Nina bedenkt iets nieuws: ze zorgt dat een van de klasgenootjes van Maartje een zogenaamd geheim hoort over Maartje. Dat die niet goed bij haar hoofd is, en soms heel raar kan doen. Dit plan werkt wel, helaas voor Maartje, die niet weet wat er aan de hand is, maar wel aan wie het ligt. Toch verraadt ze hen niet.
Tot ook de anderen tegen wil en dank belangstelling krijgen voor de omgeving: Wouter via de hockeyclub, Guus omdat hij graag boeken leest, en Nina? Die wordt verliefd.
Maar voor ze kunnen en durven toegeven dat het in Koosburg zo slecht nog niet is, gebeurt er nog van alles: Maartje verraadt haar broers en zus niet, maar neemt wel wraak, en juffrouw Tanja wordt ziek…
Een realistisch verhaal waar veel kinderen zich in zullen herkennen. Juffrouw Inge (de Bie) heeft goed opgelet. Ze weet hoe kinderen zijn, en ze weet wat ze leuk vinden om te lezen! Ze laat in dit boek Maartje en Guus afwisselend aan het woord, met hun getekende hoofdjes boven de hoofdstukken. De tekeningetjes laten vooral de emoties van de kinderen zien: er is veel boosheid.
De lezer zit bij Maartje in haar hoofd, beleeft dan de wereld zoals een achtjarige dat doet. Bij de ‘Guus-hoofdstukken’ komen wat meer moeilijke woorden voor. Daar gebruikt de schrijfster een algemene verteller, waarbij Guus de hij-persoon is.
Zo verrast het verhaal, dat eigenlijk over niets bijzonders gaat, af en toe toch, vooral als er een juf ten tonele wordt gevoerd die erg lijkt op de juf van Roald Dahls ‘Matilda’. (Marjo, maart 2010)